De behaarde bosmier (Formica rufa) is de algemeenste van de vier rode bosmiersoorten. Ze is wijdverspreid op de zandgronden en ontbreekt in het binnenland alleen in weide- en poldergebieden. Ook komt de soort langs de gehele kust in de duinen voor, inclusief de Waddeneilanden.
Vaak verspreiden de bevruchte koninginnen zich na een bruidsvlucht vliegend naar een nieuwe plek om een nest te maken. Deze soort heeft dan ook vaak solitaire koepelnesten, maar er zijn ook kolonies met meerdere nestbulten die door nestafsplitsingen ontstaan.
De behaarde bosmier lijkt op de kale bosmier en er komen populaties voor met mieren die kenmerken van beide soorten hebben. Deze worden doorgaans als hybride populaties beschouwd, maar mogelijk zijn beide ‘soorten’ de uitersten van één zeer variabele soort. De werksters van de behaarde bosmier zijn vrij grote mieren van 4-9 mm, tweekleurig, met een deels roodbruine en deels donkere kop, een donker achterlijf en daartussen een roodbruin borststuk en schub. De kop heeft (recht van voren gezien) een rechte achterrand zonder opvallende, staande haren. Het voorste deel van het borststuk heeft op de bovenzijde veel staande haren. Meer informatie over de Behaarde bosmier is te vinden op het Soortenregister.